weekverhaal week 29

Weten

‘Het is vandaag de dag van niet meer weten. Het is vandaag de dag van pijn voelen. Het is vandaag van niet meer hebben, van kwijtraken.' Guus zit op de rand van zijn bureau. Zijn vingers strelen zacht de snaren van zijn gitaar. Zijn woorden klinken met zijn stem. ‘Het is vandaag heel veel giste­ren. Het is vandaag de laatste keer. Morgen ....’  
Het is stil. De snaren trillen na. De tonen sterven weg. Kevin kijkt alsof hij een uitvin­ding heeft gedaan. ‘Morgen komen wij niet meer.’
‘Wat slim,’ zucht Jessica. ‘Morgen begint de vakan­tie. Logisch dat wij niet meer komen.’
‘Vandaag gaan jullie weg,’ zegt Guus. ‘En morgen zijn jullie gisteren. Maar vandaag zal altijd blijven. Jullie zullen altijd blijven.’ Guus kijkt Kevin aan. ‘Ingewikkeld?’
Hij trekt zijn schouders op. ‘Als het lied af is, ga ik toch mee.’
De vingers strelen nog een keer over de snaren. Strelen kort en keihard. Even is het stil. ‘En nu... opruimen!’ gilt Guus. ‘De boeken zijn van mij en de rest mag je houden.’
‘Zijn de boeken van u?’ vraagt Joyce.
‘Nu wel, maar na de vakantie zijn ze van de nieuwe kinderen.’ ‘Ik wil ook een nieuw kind zijn!’ roept Ron boven alles uit. ‘Jij bent geen nieuw kind. Jij bent een oud kind. Voor de nieuwe meester, ben je een nieuw kind. Ik ben de oude meester. Voor mij word jij vandaag een oud kind. Gek, of niet?’
‘Ik vind het niet gek. Ik vind het leuk,’ zegt Wesley
‘Opruimen!’ weer gilt Guus.
Rob loopt naar het bureau. Hij pakt Guus bij zijn arm. ‘Ik kom opruimen. Jij moet in de prullenbak.’
‘Nee, ik blijf zitten. Dus blijf ik hier en niet in de prullen­bak. Jullie gaan over.’
Nu wil Rob zeggen: had je maar beter je best gedaan. Was je ook overgegaan. Maar hij zegt het niet. Hij voelt iets anders. Hij voelt, Guus waarom ga je niet mee? Waarom zegt hij dat niet? Omdat wat je zegt en wat je voelt iets anders kan zijn. Wat je voelt is dichtbij jou. Wat je zegt, kan zo wegvliegen. Vliegen naar morgen. Naar een nieuwe klas. Naar een nieuwe meester. En dat is spannend, een nieuwe meester. Maar eerst vakantie. Iedereen is daar blij om. Heerlijk vakantie. Heerlijk vrij. Daarom steken ze de vlag uit. Op de terp gaat de vlag in de top. Hij wappert in de wind. Wappert naar de vrije dagen. De boeken gaan in de kast. De rest in tassen, rugzakken of plastic zakken. Op de banken zie je alleen maar spellen, poppen, auto's. Vandaag is het spelletjesdag.
Bij de leestroon zitten ook kinderen. Rustiger dan anders. Het is zo'n gekke dag, die laatste dag. Je zit te wachten totdat de school uit is. En ondertussen hoef je eigenlijk niets. Je hoeft niet te leren. Je hoeft niet op te letten. Geen rekenen, geen taal. Geen moeten. Maar ook geen plezier. Ook geen spanning. Deniz zit boven op de bank. Hij gooit een dobbel­steen. Arthur zit naast hem op zijn stoel. Hij staart naar het mens-erger-je-niet-bord. Wesley staat bij het raam en kijkt naar de boom. Joyce loopt naar hem toe. Ze praten wat. Op de rand van de leestroon zit Jessica met een pop op haar schoot. Kevin ligt op de vloer. Hij speelt met auto's en maakt broemge­luiden. Bij de deur staat Rob. Hij peutert in zijn neus. De gitaar hangt weer aan de muur. Guus rommelt in de la van zijn bureau. Propjes papier vliegen met een boogje in de prullenbak. Eentje vliegt ernaast.
‘Mis!’ roept Rob. Guus staat op. Hij raapt de prop papier op en gooit hem in de prullenbak. ‘Raak. Heb je gezien Rob? Raak.’ Rob komt dichterbij. Guus gaat weer zitten. Rob staat naast hem. ‘Vandaag is het geen lachdag. Maar toch ben ik blij. Vind je dat niet gek meester?’ Kevin pakt  het  boek van de boom. 'Vandaag het
laatste verhaal van de boom, meester.' 'Dit  mag jij voorlezen, Kevin.' Kevin bladert  naar de laatste bladzijde. Hij leest voor.

Al zonder Leen is alleen. Leen zonder Al is alleen. Al en Leen zonder Lief zijn alleen. Al en Leen zonder Vogel zijn alleen. Maar Al ,Leen, Lief en Vogel zijn samen een lied.

Meer woorden staan niet op de laatste bladzijde. Kevin maakt  het boek dicht. 'Ik geloof, dat het lied af is.' Guus strijkt met een hand over de kaft van het boek. Over de boom met de takken en bladeren. Met de verhalen over Lief, Vogel, Al en Leen. 'Bijna is het  lied af. De muziek moeten we nog zoeken. In de vakantie.' Hij legt het  boek in de kast en fluistert: 'Als het  af is, dan gaan we.'
'En nu gaan wij 'tot ziens' zeggen.' Tot ziens. Tot ziens. Steeds meer kinderen roepen tot ziens. Ze geven elkaar een hand. Tot ziens. En nu naar de speelplaats. Ze dansen rond de terp met de vlag. Tot ziens. Tot ziens. Zo dansen ze de poort uit. Tot ziens. Guus blijft een tijdje bij de poort staan. Hij kijkt de kinderen na. Rob rent terug. ‘Weet je wat, meester. Wij gaan eens samen naar een film.’
‘Welke film, Rob?’ ‘Een...lachfilm.’  
‘Ik begin al te lachen,’ lacht Guus. ‘Maar eerst...moet,’ en samen roepen ze: ‘Het lied af.'
Rob, Ron, Joyce en Wesley gaan samen weg. Ze leggen de armen bij elkaar over de schouders. 'Lief. Al, Leen en Vogel,' zingen ze.
Het lied is bijna af.