weekverhaal week 7
Krant
Meneer Wiel staat in de deuropening. Hij heeft de telefoon in zijn hand. Guus zwaait naar hem en wijst naar de telefoon:
‘Heb je een lopend oor?’
Meneer Wiel lacht: ‘Het is voor jou.’
‘Kom maar binnen, Wiel’.
Het is muisstil in de klas. Ze zijn allemaal nieuwsgierig. Wie zou dat zijn?
‘Hallo met Guus. Ja, ja, jaaa. Natuurlijk kan ik een hele hoop vertellen. Kom maar eens op bezoek in het land van Koning Woord. Ja, ja ,ja, jaaa. Morgenvroeg om 11 uur... Ja, dan zitten wij bij de leestroon... O, een fotograaf... Ja, natuurlijk. Ja, ja.’
De kinderen fluisteren mee. ‘Ja, ja.’ Hun hoofden knikken.
‘Ja, tot morgen.’ Guus geeft de telefoon aan meneer Wiel.
‘Was dat meneer Ja,’ vraagt Rob.
Voordat Guus antwoord kan geven, roept de hele klas in koor: ‘Ja,ja,ja,ja,ja.’ Ze beginnen erbij te klappen. De handen van Guus trommelen op zijn bureau. En dan een harde klap. ‘Willen jullie weten wie dat was?’
‘Ja,ja,ja,’ roepen de kinderen.
‘Een meneer van de krant, een journalist. Hij komt morgen op bezoek. En een fotograaf. Wij komen in de krant.’
‘We worden beroemd,’ juicht Kevin.
‘Ja,ja,ja,’ Guus knikt.
De volgende dag zitten de kinderen rond de leestroon. Enkele kinderen lezen verhalen voor. En Joyce vertelt over het vogelhuisje bij haar thuis. Maar er is nog steeds geen meneer Ja. Wel meneer Nee. Jammer. 'Misschien zit hij in de boom.' Kevin pakt het boek van de boom. Arthur kijkt naar buiten. 'Ik zie geen meneer. Ik zie niemand.'
'Dat kan ook niet,' zegt Ron. 'Lief, Leen, Al en de vogel zijn in de klas.' Lesley wijst naar het boek. 'Ja, in het boek zijn ze.' 'Zal ik een verhaal voorlezen,'vraagt Lesley. Guus knikt.
Boos loopt langs het raam.
Al zit achter het raam.
Boos klopt op het raam.
Kom je naar buiten?
Nee, ik blijf binnen.
Boos loopt verder.
Daar komt Lief.
Boos loopt tegen Lief.
'O, wat doet dat pijn,' zegt Lief.
'Waar is de pijn, dan,' vraagt Boos.
'Bij mij is de pijn en ik wil geen pijn. Ga, maar'
naar Boos, pijn.'
'Nee, ik wil geen pijn,' moppert Boos.
Boos loopt door.
Daar komt Leen.
Boos loopt tegen Leen.
'O,wat doet dat pijn.' zegt Leen
'Nee, de pijn is bij Lief,' lacht Boos.
'Nee, de pijn is bij mij. Neem jij maar de pijn mee.'
Al maakt het raam open.
Ik kom naar jou,' roept Boos.
'Nee, dan maak ik het raam dicht.'
Boos loopt door.
'Lief en Leen, komen jullie binnen,' vraagt Al.
De pijn blijft buiten.
Lief en Leen lachen.
De pijn gaat achter Boos aan.
'En wij gaan,' roept Guus, 'achter... elkaar aan naar huis. Tot straks,’ zegt Guus. ‘Ik zal meneer Ja eens bellen.’
Ron kijkt ondeugend. ‘Mogen we mee?’
Guus knikt maar zegt luid: ‘Nee. Nu naar huis.’
's Middags roepen ze al in de gang: ‘Ja,ja,ja.’
‘Meneer Ja komt na school met mij praten,’ zegt Guus. ‘Foei,’ roepen de kinderen.
‘Maar,’ en Guus wacht even, ‘maar de fotograaf komt nu.’
Uit de klas komt een fotograaf. Hij heeft een fototoestel in de hand.
‘Waar was u vanmorgen?’ vraagt Jessica.
‘Ik was te laat.’
‘Op school mag je niet te laat komen,’ zegt Joyce streng.
‘Ik zal extra goed mijn best doen. En de eerste foto maak ik van jou.’
Verbaasd kijkt Joyce naar het fototoestel.
De fotograaf kijkt met een oog door het toestel. ‘Je hoeft niet stil te zijn. Je mag gerust praten.’
Rob houdt een hand om zijn oor. ‘Hoor je dat dan op de foto?’
Het toestel klikt. De fotograaf kijkt hem aan. Rob knijpt een oog dicht en met het andere oog kijkt hij de fotograaf aan. ‘Klik,’ zegt de fotograaf, ‘jij komt op de achterkant van de foto.’
‘Dan wel een foto van mijn achterkant,’ lacht Rob en draait zich snel om.
‘Ja, ja, ja,’ roepen de kinderen.
‘Kom mee,’ Guus loopt naar de leestroon.
‘Ja, ja, ja.’
Deniz zit als eerste op de leestroon. De kinderen luisteren naar zijn verhaal. De fotograaf klikt. En Rob draait telkens de rug naar hem toe. Ron, Kevin en Jessica spelen een toneelstuk. Het gaat over een toverbos waar de vogels achterstevoren vliegen. En heksen die trakteren op limonade. De laatste foto's worden van Joyce gemaakt. Ze zit op een kist. Met op haar hoofd een rode muts. In haar hand houdt ze de hoorn van een telefoon vast. Het draadje hangt los. ‘Ik heb een draadloze telefoon,’ zegt ze ernstig.
‘Met wie praat je?’ vraagt Guus.
‘Ja, ja, ja,’ gaat Jessica verder.
‘Ja, ja, ja,’ de hele klas doet weer mee.
‘Stop!’ roept Guus.
‘Klik,’ zegt de fotograaf. ‘Ik heb genoeg foto's. Volgende week staan jullie in de krant. Guus knikt en zegt dan snel: ‘O, ja?’
En de hele klas: ‘Ja, ja, ja, ja!’
Krant
Meneer Wiel staat in de deuropening. Hij heeft de telefoon in zijn hand. Guus zwaait naar hem en wijst naar de telefoon:
‘Heb je een lopend oor?’
Meneer Wiel lacht: ‘Het is voor jou.’
‘Kom maar binnen, Wiel’.
Het is muisstil in de klas. Ze zijn allemaal nieuwsgierig. Wie zou dat zijn?
‘Hallo met Guus. Ja, ja, jaaa. Natuurlijk kan ik een hele hoop vertellen. Kom maar eens op bezoek in het land van Koning Woord. Ja, ja ,ja, jaaa. Morgenvroeg om 11 uur... Ja, dan zitten wij bij de leestroon... O, een fotograaf... Ja, natuurlijk. Ja, ja.’
De kinderen fluisteren mee. ‘Ja, ja.’ Hun hoofden knikken.
‘Ja, tot morgen.’ Guus geeft de telefoon aan meneer Wiel.
‘Was dat meneer Ja,’ vraagt Rob.
Voordat Guus antwoord kan geven, roept de hele klas in koor: ‘Ja,ja,ja,ja,ja.’ Ze beginnen erbij te klappen. De handen van Guus trommelen op zijn bureau. En dan een harde klap. ‘Willen jullie weten wie dat was?’
‘Ja,ja,ja,’ roepen de kinderen.
‘Een meneer van de krant, een journalist. Hij komt morgen op bezoek. En een fotograaf. Wij komen in de krant.’
‘We worden beroemd,’ juicht Kevin.
‘Ja,ja,ja,’ Guus knikt.
De volgende dag zitten de kinderen rond de leestroon. Enkele kinderen lezen verhalen voor. En Joyce vertelt over het vogelhuisje bij haar thuis. Maar er is nog steeds geen meneer Ja. Wel meneer Nee. Jammer. 'Misschien zit hij in de boom.' Kevin pakt het boek van de boom. Arthur kijkt naar buiten. 'Ik zie geen meneer. Ik zie niemand.'
'Dat kan ook niet,' zegt Ron. 'Lief, Leen, Al en de vogel zijn in de klas.' Lesley wijst naar het boek. 'Ja, in het boek zijn ze.' 'Zal ik een verhaal voorlezen,'vraagt Lesley. Guus knikt.
Boos loopt langs het raam.
Al zit achter het raam.
Boos klopt op het raam.
Kom je naar buiten?
Nee, ik blijf binnen.
Boos loopt verder.
Daar komt Lief.
Boos loopt tegen Lief.
'O, wat doet dat pijn,' zegt Lief.
'Waar is de pijn, dan,' vraagt Boos.
'Bij mij is de pijn en ik wil geen pijn. Ga, maar'
naar Boos, pijn.'
'Nee, ik wil geen pijn,' moppert Boos.
Boos loopt door.
Daar komt Leen.
Boos loopt tegen Leen.
'O,wat doet dat pijn.' zegt Leen
'Nee, de pijn is bij Lief,' lacht Boos.
'Nee, de pijn is bij mij. Neem jij maar de pijn mee.'
Al maakt het raam open.
Ik kom naar jou,' roept Boos.
'Nee, dan maak ik het raam dicht.'
Boos loopt door.
'Lief en Leen, komen jullie binnen,' vraagt Al.
De pijn blijft buiten.
Lief en Leen lachen.
De pijn gaat achter Boos aan.
'En wij gaan,' roept Guus, 'achter... elkaar aan naar huis. Tot straks,’ zegt Guus. ‘Ik zal meneer Ja eens bellen.’
Ron kijkt ondeugend. ‘Mogen we mee?’
Guus knikt maar zegt luid: ‘Nee. Nu naar huis.’
's Middags roepen ze al in de gang: ‘Ja,ja,ja.’
‘Meneer Ja komt na school met mij praten,’ zegt Guus. ‘Foei,’ roepen de kinderen.
‘Maar,’ en Guus wacht even, ‘maar de fotograaf komt nu.’
Uit de klas komt een fotograaf. Hij heeft een fototoestel in de hand.
‘Waar was u vanmorgen?’ vraagt Jessica.
‘Ik was te laat.’
‘Op school mag je niet te laat komen,’ zegt Joyce streng.
‘Ik zal extra goed mijn best doen. En de eerste foto maak ik van jou.’
Verbaasd kijkt Joyce naar het fototoestel.
De fotograaf kijkt met een oog door het toestel. ‘Je hoeft niet stil te zijn. Je mag gerust praten.’
Rob houdt een hand om zijn oor. ‘Hoor je dat dan op de foto?’
Het toestel klikt. De fotograaf kijkt hem aan. Rob knijpt een oog dicht en met het andere oog kijkt hij de fotograaf aan. ‘Klik,’ zegt de fotograaf, ‘jij komt op de achterkant van de foto.’
‘Dan wel een foto van mijn achterkant,’ lacht Rob en draait zich snel om.
‘Ja, ja, ja,’ roepen de kinderen.
‘Kom mee,’ Guus loopt naar de leestroon.
‘Ja, ja, ja.’
Deniz zit als eerste op de leestroon. De kinderen luisteren naar zijn verhaal. De fotograaf klikt. En Rob draait telkens de rug naar hem toe. Ron, Kevin en Jessica spelen een toneelstuk. Het gaat over een toverbos waar de vogels achterstevoren vliegen. En heksen die trakteren op limonade. De laatste foto's worden van Joyce gemaakt. Ze zit op een kist. Met op haar hoofd een rode muts. In haar hand houdt ze de hoorn van een telefoon vast. Het draadje hangt los. ‘Ik heb een draadloze telefoon,’ zegt ze ernstig.
‘Met wie praat je?’ vraagt Guus.
‘Ja, ja, ja,’ gaat Jessica verder.
‘Ja, ja, ja,’ de hele klas doet weer mee.
‘Stop!’ roept Guus.
‘Klik,’ zegt de fotograaf. ‘Ik heb genoeg foto's. Volgende week staan jullie in de krant. Guus knikt en zegt dan snel: ‘O, ja?’
En de hele klas: ‘Ja, ja, ja, ja!’