weekverhaal week 6

Griep

'Kijk daar. Ik zie een muis.'
Deniz kijkt rond. 'Waar Kevin?'
'Daar achter. Bij de muur van de school.'
'Ik zie niets.'
'Daar is een gaatje in de muur. De muis kroop er naar binnen. Ik kon net zijn staart nog zien.'
'Weet je wel zeker dat het een muis was?'
Rob loopt naar het gaatje. 'Muis wil je ook leren? Dan moet je wel stil zijn. Heel stil. Zo stil als ik.'
'Dat bestaat niet,' zegt Ron. 'Robstil bestaat niet. Wel muisstil.'
'Ik zie Jessica,' roept Arthur.
Rob lacht. 'Is dat een muis?'
'Nee, echt.'
'Dat bestaat niet,' zegt Ron nog een keer. 'Jessica is ziek. Die is thuis.'
'Echt waar. Kijk dan.'
Jessica loopt door de poort de speelplaats op. 'Jessica,' roepen ze samen en rennen naar haar toe.
'Ben je beter,' vraagt Deniz.
'Ja.'
'Wat had je?'
'De griep.'
'Je ziet nog een beetje wit.'
Rob gaat naast haar staan. 'Ja, zo wit als een muis.'
'Dus,' zegt Lesley, 'witte muizen hebben de griep gehad.'
'En...,' Rob kijkt wijs, 'en gaan dan naar school.'
De toeter klinkt over de speelplaats. 'Piep, piep,' zegt Ron. 'Alle muizen naar binnen.' Ze rennen naar de schooldeur. Maar bij de deur staat niet Guus. Daar staat een juffrouw. Een juffrouw in een bloeme­tjesjurk.
'Hoe ziet meester Guus eruit,' fluistert Joyce.
Rob loopt naar de juffrouw toe. 'Dag meester Guus. Heb je vandaag een jurk aan?'
De juffrouw lacht. 'Meester Guus in een bloemetjesjurk. En vandaag heet de meester juffrouw Annie.'
'Morgen ook,' vraagt Joyce.
'Ik denk van wel.'
'Overmorgen ook?'
'Ja, ik denk nog wel een hele week.'
'Waarom?'
'Meester Guus is ziek. Hij heeft de griep.'
'De griep,' roepen ze samen.
'Dan wordt de meester een witte muis,' zegt Rob.
Juffrouw Annie kijkt verbaasd. 'Een witte muis?'
'Ja, kijk juffrouw,' zegt Lesley, 'als je de griep hebt gehad, ben je wit. Zo wit als een muis. En er is net een muis naar binnen gekropen.'
'Wacht even. Zullen we eerst naar binnen gaan. Dan mag je verder vertellen.'
In de klas staat Lesley bij het raam. 'Kijk juf, daar staat onze boom. En die vertelt nog veel meer verhalen. Verhalen over Al, Lief en Leen.'
'En vogel,' roept Rob.
'Maar Rob, de vogel is er vandaag niet.'
'Waar is hij dan?'
'Hij is ziek. Hij heeft griep.'
'Vogelgriep,' lacht Ron. De andere kinderen lachen ook.
Joyce staat naast Lesley bij het raam. 'Kijk Al, kijk Leen. Daar is de muis. Helemaal wit.' 'Maar Lief,' zegt Lesley, ' gisteren was de muis grijs. Vandaag is de muis wit.  Hoe kan dat?'
'Ja, Leen. De griep. Van griep word je wit.'
'Griepewit, Lief.'
'Hoest, hoest,' kucht Rob.
'Ik hoor de vogel, Leen.'
'Ja, ik ook. De vogel is ziek. Hij wordt wit.'
Rob zit op zijn stoel. Hij is stil.
'Wat zie je wit,' zegt Annie.
'Vogelgriep,' fluistert hij.
Niemand lacht.
'Wat jammer, Rob. Ik vond het net zo'n leuk verhaal.'        
Opeens springt Rob op. 'Ik ben weer beter.'
'Nu ziet hij ze weer vliegen,' roept Ron.