weekverhaal week 51
Nest
Morgen is het kerstmis. De kinderen hebben al een paar dagen vakantie. Rob en Ron staan op het plein voor de kerk. Midden op het plein staat een grote kerstboom. Mannen hangen er lampjes in. Rob en Ron lopen ernaar toe.
'Wanneer branden de lampjes,' vraagt Rob.
Een van de mannen draait zich om.
'Morgenavond, als de mensen naar de kerk gaan,' zegt hij.
'Ik ga ook naar de kerk,' zegt Ron, 'mijn moeder leest dan het kerstverhaal voor.'
Rob wijst naar de kerstboom. 'Meneer, waarom is de kerstboom een dennenboom?'
'Omdat de dennenboom altijd groen is. Ook midden in de winter. Dan wordt het geboorteverhaal verteld van Jezus.'
'Kom Ron.' Rob trekt aan de arm van Ron. 'We gaan naar onze boom.'
'Dat is wel geen kerstboom, Rob.'
'Maar heeft wel heel veel verhalen.'
Lesley met Joyce lopen ook over het plein.
'Gaan jullie ook mee naar onze boom,' roept Rob.
Ron rent naar ze toe. 'Hij heeft wel geen lampjes en is niet groen. Maar wel knopjes waaruit blaadjes komen.
'Kom ga mee,' roept Rob nog eens.
'Wat gaan we daar doen,' vraagt Joyce.
'Luisteren naar een nieuw verhaal van de boom.
'Maar we hebben toch geen boek.'
'Dat is niet erg, Joyce,' zegt Lesley. 'Dan vertellen wij toch een verhaal.'
Joyce kijkt hem verbaasd aan. 'Een verhaal? En waar gaat het verhaal over.'
'Over...,' hij wacht even. Ron maakt een sprongetje. 'Over Lief, Leen en Al.' Joyce springt van de ene voet op de andere. 'Wat doen Lief, Leen en Al dan?'
'Kerstmis.'
'Wat kerstmis, Ron?'
Rob steekt een vinger in de lucht. 'Ik weet het! Die meneer zei het net. Het geboorteverhaal. Kom gauw. Dadelijk is het donker.'
De kinderen rennen naar de school. Bij de boom klimmen ze over het hek. Lesley gaat als eerste. De andere drie geven hem een duwtje. Dan Joyce. Nu klimt Ron. Rob knijpt hem in de billen.
'Laat dat Rob,' lacht Ron.
Rob komt als laatste. Hij kan goed klimmen. 'Mij kan niemand knijpen.'
Maar als hij aan de andere kant van het hek omlaag springt, wordt hij door Ron gekieteld. Lesey en Joyce doen mee. Rob schatert het uit. 'Stop. Het verhaal moet beginnen.'
'Kijk,' zegt Lesley, 'Ron is Al, Joyce is Lief en ik ben Leen.' 'En ik dan,' protesteert Rob. 'Jij kunt goed klimmen. Jij bent een vogel. Een vogel is hoog in de lucht. Klim maar in de boom.'
'Wat een goed idee,' lacht Ron. 'Klim maar in de boom, Rob.'
'Jij wilt mij zeker in de billen knijpen.'
'Nee, ik help je.'
Ron staat met de rug tegen de boomstam. Rob zet een voet in de handen van Ron. Lesley en Joyce duwen hem omhoog. Rob grijpt de onderste tak van de boom. Hij trekt zich omhoog en klautert op de tak. Ron zet zijn muts recht.
'Wie zijn wij dan?'
'Al is het kindje.'
'Ben ik het kindje?'
'Ja je kunt goed babygeluidjes maken.'
Lesley kijkt Joyce aan. 'Moeder is Lief. Hè, Joyce. En ik ben de vader. Ik maak een bedje voor ons kindje.'
´Joehoe, joehoe,´ zingt Rob in de boom. ´Ik wil iedereen laten horen dat het kerstmis is.´
´Mama,´ zegt Ron.
´Wees maar lief, mijn kleintje,´fluistert Joyce.
Lesley raapt in de struiken bladeren en takken op om een bedje te maken voor de kleine. Opeens ziet hij tussen de bladeren een nest. Hij neemt het mee naar de boom. ´Ik heb een nest gevonden. Dat is een mooi bedje.'
'Leg het maar hier neer.' Joyce wijst naar de grond bij de stam van de boom. Rob hangt aan een tak en springt omlaag. 'De vogel vliegt naar jullie toe. Ik heb een licht gezien. Kijk maar. De straatlantaarn bij het hek is aan. '
Ik zie het. Nu moeten we naar huis,' zegt Joyce.
Ron kraait nog een maal: 'Mama!'
Lesley zwaait. 'Dag boom. Een nieuw verhaal.'
Dan klimmen ze over het hek. Ron gaat nu eerst. Dan Joyce. En Rob knijpt Lesley in de billen. Ze lachen alle vier. Dan rennen ze naar huis. Onder de boom ligt het nest in het licht van de straatlantaarn. Het nest van Lief, Al, Leen en vogel.
Nest
Morgen is het kerstmis. De kinderen hebben al een paar dagen vakantie. Rob en Ron staan op het plein voor de kerk. Midden op het plein staat een grote kerstboom. Mannen hangen er lampjes in. Rob en Ron lopen ernaar toe.
'Wanneer branden de lampjes,' vraagt Rob.
Een van de mannen draait zich om.
'Morgenavond, als de mensen naar de kerk gaan,' zegt hij.
'Ik ga ook naar de kerk,' zegt Ron, 'mijn moeder leest dan het kerstverhaal voor.'
Rob wijst naar de kerstboom. 'Meneer, waarom is de kerstboom een dennenboom?'
'Omdat de dennenboom altijd groen is. Ook midden in de winter. Dan wordt het geboorteverhaal verteld van Jezus.'
'Kom Ron.' Rob trekt aan de arm van Ron. 'We gaan naar onze boom.'
'Dat is wel geen kerstboom, Rob.'
'Maar heeft wel heel veel verhalen.'
Lesley met Joyce lopen ook over het plein.
'Gaan jullie ook mee naar onze boom,' roept Rob.
Ron rent naar ze toe. 'Hij heeft wel geen lampjes en is niet groen. Maar wel knopjes waaruit blaadjes komen.
'Kom ga mee,' roept Rob nog eens.
'Wat gaan we daar doen,' vraagt Joyce.
'Luisteren naar een nieuw verhaal van de boom.
'Maar we hebben toch geen boek.'
'Dat is niet erg, Joyce,' zegt Lesley. 'Dan vertellen wij toch een verhaal.'
Joyce kijkt hem verbaasd aan. 'Een verhaal? En waar gaat het verhaal over.'
'Over...,' hij wacht even. Ron maakt een sprongetje. 'Over Lief, Leen en Al.' Joyce springt van de ene voet op de andere. 'Wat doen Lief, Leen en Al dan?'
'Kerstmis.'
'Wat kerstmis, Ron?'
Rob steekt een vinger in de lucht. 'Ik weet het! Die meneer zei het net. Het geboorteverhaal. Kom gauw. Dadelijk is het donker.'
De kinderen rennen naar de school. Bij de boom klimmen ze over het hek. Lesley gaat als eerste. De andere drie geven hem een duwtje. Dan Joyce. Nu klimt Ron. Rob knijpt hem in de billen.
'Laat dat Rob,' lacht Ron.
Rob komt als laatste. Hij kan goed klimmen. 'Mij kan niemand knijpen.'
Maar als hij aan de andere kant van het hek omlaag springt, wordt hij door Ron gekieteld. Lesey en Joyce doen mee. Rob schatert het uit. 'Stop. Het verhaal moet beginnen.'
'Kijk,' zegt Lesley, 'Ron is Al, Joyce is Lief en ik ben Leen.' 'En ik dan,' protesteert Rob. 'Jij kunt goed klimmen. Jij bent een vogel. Een vogel is hoog in de lucht. Klim maar in de boom.'
'Wat een goed idee,' lacht Ron. 'Klim maar in de boom, Rob.'
'Jij wilt mij zeker in de billen knijpen.'
'Nee, ik help je.'
Ron staat met de rug tegen de boomstam. Rob zet een voet in de handen van Ron. Lesley en Joyce duwen hem omhoog. Rob grijpt de onderste tak van de boom. Hij trekt zich omhoog en klautert op de tak. Ron zet zijn muts recht.
'Wie zijn wij dan?'
'Al is het kindje.'
'Ben ik het kindje?'
'Ja je kunt goed babygeluidjes maken.'
Lesley kijkt Joyce aan. 'Moeder is Lief. Hè, Joyce. En ik ben de vader. Ik maak een bedje voor ons kindje.'
´Joehoe, joehoe,´ zingt Rob in de boom. ´Ik wil iedereen laten horen dat het kerstmis is.´
´Mama,´ zegt Ron.
´Wees maar lief, mijn kleintje,´fluistert Joyce.
Lesley raapt in de struiken bladeren en takken op om een bedje te maken voor de kleine. Opeens ziet hij tussen de bladeren een nest. Hij neemt het mee naar de boom. ´Ik heb een nest gevonden. Dat is een mooi bedje.'
'Leg het maar hier neer.' Joyce wijst naar de grond bij de stam van de boom. Rob hangt aan een tak en springt omlaag. 'De vogel vliegt naar jullie toe. Ik heb een licht gezien. Kijk maar. De straatlantaarn bij het hek is aan. '
Ik zie het. Nu moeten we naar huis,' zegt Joyce.
Ron kraait nog een maal: 'Mama!'
Lesley zwaait. 'Dag boom. Een nieuw verhaal.'
Dan klimmen ze over het hek. Ron gaat nu eerst. Dan Joyce. En Rob knijpt Lesley in de billen. Ze lachen alle vier. Dan rennen ze naar huis. Onder de boom ligt het nest in het licht van de straatlantaarn. Het nest van Lief, Al, Leen en vogel.