weekverhaal week 39

Tak

‘Mieke, houd je vast aan de takken van de bomen. Mieke houd je vast aan de takken van de mast.’ De kinderen zingen dit liedje in de klas. Guus staat bij het raam.
'Een liedje over bomen,' zegt Guus. Kevin springt op. Hij pakt het dikke boek.
'En een verhaal van de boom.'
Guus lacht. Hij slaat het boek open.

De poort gaat heen en weer. De wind haalt diep adem en blaast. Het hek trilt.
‘Poort, sta toch stil,’ zegt het hek.
‘Dat gaat niet,’ roept de poort. ‘De wind doet dat. De wind blaast zo hard.’
Het hek kijkt omhoog.
‘Zeg wind. Wil je hiermee eens ophouden.’
De wind kijkt naar het hek.
‘Waarmee ophouden?’
‘Met blazen,’ schreeuwt het hek.
‘Schreeuw niet zo hard, hek. Ik hoor je wel.’
Het hek staat te trillen.
‘Als je mij hoort, waarom blaas je dan nog steeds?’
‘Omdat ik bolle wangen heb.’
‘Waarom heb je bolle wangen?’
‘Omdat daar lucht in zit.’
Het hek kijkt de wind verbaasd aan.
‘Luister eens beste wind, zorg dan dat die lucht weggaat.’
De wind blaast de lucht naar buiten. De poort gaat weer heen en weer.
Het hek stampt kwaad met de voeten op de grond.
‘Nu is het genoeg geweest. Wind, maak dat je wegkomt.’
‘Maar ik heb lucht nodig,’ zucht de wind.
‘Niet hier!’
De wind draait zich om en gaat weg.
‘Ik denk dat ik maar naar de zee ga. Daar heb ik plaats genoeg. Ja, dat doe ik. In mijn eentje naar de zee.’
Al komt aanlopen. De poort staat een beetje open. Al gaat op de rug van de poort zitten. De poort begint te piepen.
‘Wat is er nu,’ vraagt het hek.
‘Al zit op mijn rug en is zo zwaar.’
Het hek kijkt naar Al.
‘Zeg Al kun je ook niet naar de zee gaan? Net als de wind naar de zee gaan?’
Al kijkt verbaasd.
‘Naar de zee? Nee hoor. Daar is het voor mij veel te wild. Ik ga naar Leen. Als Leen bij mij is, dan zijn we fijn samen Al-Leen.’

Na school zit Kevin op de schom­mel in de speeltuin. Deniz geeft duwtjes. Ze zingen het liedje van school, 'Mieke houd je vast.'
Het is warm en ze hebben trek in een ijs. Als de schommel een bochtje maakt, springt Kevin op de grond. Samen lopen ze naar het gebouwtje met groene planken aan de ingang van de speel­tuin. Een meneer zit in een tuinstoeltje naast de deur.
‘IJs meneer’, vragen ze.
Hij kijkt naar de eurocenten in de handen van de jongens. Als hij de klep van de koelkast open maakt, kringelt een sluier van koele lucht langs de arm van de meneer.
‘Smakelijk’, zegt hij tegen de kinderen. En tegen een man die bij het hek staat: ‘Het wordt tijd dat er regen komt. Het is veel te droog.’
De jongens gaan onder een boom zitten. Het ijs smelt in de scha­duw van hun mond tot er nog alleen maar een stokje over blijft. Deniz krast met het stokje in een droog stukje grond tussen het gras. Een mier vlucht weg. Uit de grond kronkelt een regen­worm.
‘Hallo worm,' zegt Deniz.
‘Hij heeft regen­jas aan’, lacht Kevin.
Op een bank zitten twee moeders. Hun kinde­ren spelen in het badje. Kevin en Deniz lopen naar het badje toe. De meneer roept: ‘Het badje is alleen voor de klein­tjes.’
Kevin steekt zijn hand in het water en gooit spet­ters naar Deniz.
‘Het regent’, roept hij. ‘Het regent!’
Deniz steekt het stokje in het water. In de winter als het vriest komt er om het stokje weer ijs.’
‘Maar zolang blijf ik hier niet zitten,’ lacht Kevin.  
‘Maak dat je weg komt,’ schreeuwt de meneer.
Ze lopen over het grasveldje. De zon gaat met hun mee. Wegge­jaagd door wolken. De wind wijst hun de weg. Regen­druppels maken van de speeltuin een badje. Voor de moeders is dit badje te groot en ze hollen met hun kinderen naar huis.
De meneer zit in het huisje en de jongens onder de boom. De bladeren kunnen niet alle druppels dragen en langzaam worden ze nat. De wind gaat steeds harder blazen. Het gerommel van een donderslag klinkt langs de hemel. De takken van de bomen gaan wild heen en weer. De jongens zetten het op een lopen. Als ze langs het huisje komen, schre­euwen ze naar de meneer: ‘Het  regent!’
Zijn antwoord gaat verloren in een luid gerommel. Ze lopen door de straten. Bij de school horen ze een gekraak. Uit de boom voor hun klas valt een tak omlaag.
‘Mieke houd je vast aan de takken van de bomen,’ zingt Kevin weer.‘
Mieke is uit de boom gevallen’, roept Kevin.
‘Regenwormen kunnen in de grond kruipen. Wij niet,' lacht Deniz.
Ook Kevin lacht.
'Tot morgen!'