Zoeken


Het krantenabonnement heeft hij in april al opgezegd. Op televisie slaan ze je met het nieuws om de oren. En dan internet. Goedkoper dan een abonnement. ’s Ochtends ligt naast het ontbijtbord een ipad. Hij scrollt van de ene na de andere krant. Het nieuws glijdt voorbij. Een spel tussen vingers en ogen. Tussendoor een boterham en koffie. De andere stoelen aan tafel zijn leeg. Hij werpt een blik op de tuin. Ondertussen scrollen zijn vingers door het nieuws. Zijn ogen laten de gedachten los. Hij veegt kruimels van zijn mond af. In de mok zit nog een slok koffie. Hij legt de ipad weg. Hij strekt zijn vingers. Ze zoeken een krant. Het geritsel. Dun papier. Geur van vervlogen bomen. Hij trekt zijn jas aan. Doet de kraag omhoog. De winter ademt kou. De handen diep in de tas. Wandelt naar het centrum van de stad. Daar lopen een paar mensen rond. De winkels zijn open. Hij kijkt naar binnen door het raam van een klein café. Net boven het gordijn ziet hij een krant. Op een tafel. Hij gaat naar binnen.
‘Goedemorgen, Klinkers,’ zegt de waardin. Daar schrikt hij van. Hij wil anoniem blijven. Geen nieuws zijn. Maar het lezen en dan ongenoemd weer naar buiten gaan.
‘Klinkers, hoe gaat het met je,’ vraagt de waardin.
Hij wil niet weten wie zij is.
‘Koffie graag,’ antwoordt hij.
Hij pakt de krant. Zijn vingers verkreukelen de rand. De geur blijft hangen tot de koffie komt. Het nieuws heeft kleur gekregen. Kort klinkt het ‘alsjeblieft’. De deur gaat open. Een man en vrouw komen binnen. Met hen komen de kerstliederen van een koor binnen. Louis kijkt over de krant naar buiten. Die muziek. Die stemmen. Ze omarmen hem. Vroegere tijden. Verder dan de kop in de krant komt hij niet. Hij wil naar buiten. Het gevoel van vroeger trekt aan hem. Legt twee euro op de bar.
‘Het is goed zo.’
Buiten doet Louis de kraag weer omhoog. Die stemmen. Lang geleden. Maar terug naar vroeger kan niet meer. Dan hoort hij weer de stemmen. Het kerstgezang. Het geeft hem een gevoel van lang geleden. Iets van liefde.
Louis was op vakantie in een bergdorp. Op een feestavond danste een Trachtengruppe. De mensen klapten. Een meisje uit de dansgroep haalde hem voor de slotdans. Rosi.
Hij ziet de avond weer voor zich. Voelt het geluk van toen. Lange tijd stuurden ze brieven naar elkaar. Maar de brieven werden korter en de tijd ertussen langer. Nu omarmt hij dat geluk van toen. Hoe kort het ook was. Hij loopt door een paar straten. Kerstmuziek schalt in zijn oren. Bij de bushalte staan mensen. Louis gaat erbij staan. De bus brengt hem naar de volgende plaats. Deze ligt aan de snelweg. Op een grote parkeerplaats staan vrachtwagens. In de eerste de beste vrachtwagen ziet hij een chauffeur zitten. Louis steekt zijn duim op. De chauffeur maakt de deur open.
 ‘Ik ben op weg naar de bergen in Oostenrijk. Mag ik een stuk meerijden?’.
‘Ik ga naar Italië over de Brenner-pas. Stap maar in’. Louis gaat naast hem zitten.
‘Heb je geen bagage bij je?’
 ‘k ben op weg naar mijn geliefde.’
De chauffeur lacht. ‘Een vrouw? Is ze mooi?’
Louis knikt. Uit de radio klinkt country and western muziek. Achter de voorruit staat een kerstboompje. Het licht van de kerstlampjes wordt steeds meer zichtbaar. De duisternis valt.
 ‘Ik hoorde kerstliederen van buiten naar binnen komen. Het nam me mee naar vroeger.’  De chauffeur drukt op een knopje. Jingle Bells klinkt.
‘Wat kerstmis toch met mensen doet.’
Louis kijkt naar boven. Aan het dak van de cabine hangt een kerstslinger met ballen.
 ’Ja, dat klopt.’
‘Is het lang geleden met die vrouw?’
‘Vijftig jaar.’
Even is het stil. De chauffeur zet zijn pet naar achter. ‘Vijftig jaar.?! ‘Denk je dat ze op je gewacht heeft?’
Louis zwijgt. Hij kijk strak voor zich uit. I'm dreaming of a white Chrismas zingt een cowboy stem. Na een paar uur stoppen ze op een grote parkeerplaats.
’We gaan koffiedrinken.’
 ‘Ik ga terug’ zegt Louis.
De chauffeur opent de deur. ‘Ik ga kijken of je met een andere vrachtwagen naar huis kunt.’ ‘
Happy Christmas’ zingt John Lennon. Louis neuriet mee. Het duurt niet lang voordat de chauffeur terug is.
‘Daar. Die vrachtwagen rijdt naar Nederland. Je mag mee.’
Louis groet de chauffeur. ‘Dankjewel en nog een fijne dag’.
 Vlug loopt hij naar de andere vrachtwagen. Het is kil. Hij stapt in.
‘Jij hebt geluk gehad’. Het is een vrouwenstem.'
‘Geluk hoort bij kerstmis,’ zegt Louis.
Ze stelt zich voor: ‘José.’
 ‘Louis.’
 ‘Weer terug?’
‘Ik ga mijn gevoel achterna.’ ‘
Heb je het gevonden?’
Louis haalt zijn schouders op.
‘Met kerstmis zijn we thuis’, zegt José.
Hij kijkt haar aan. Ziet haar blik. Strak kijkt ze voor zich uit. De koplampen van andere auto’s strijken langs haar fijn getekende gezicht. Nog voor middernacht rijden ze langs de parkeerplaats waar hij vertrok.
‘Hier moet ik zijn.’
José kijkt hem even aan.
‘Ik breng je wel naar huis.’
Door Louis’ straat rijdt een grote vrachtwagen. Het is een heldere sterrennacht.
Voordat hij uitstapt legt hij een hand op José’s arm.
‘Dankjewel en…’
Ze legt een vinger op zijn mond.
‘Bewaar dat maar voor kerstmis.’
Hij staat nog een tijd buiten. ‘Holland’ staat op de vrachtwagen. Dat is alles wat hij kon zien.
Iets om te zoeken. Rosi in de bergen. José in Holland.
Louis gaat naar binnen. Wat kerstmis toch met je doet.
Hij fluit ‘Happy Christmas’.
Een tijd om te zoeken.